dinsdag 1 december 2015

Reactie op de openingsrede Onderzoeksconferentie LKCA 2015

Geachte heer van Munster,
Met interesse heb ik de rede gelezen waarmee u maandag 23 november jl. uw onderzoeksconferentie opende. En vooral het deel over de sociale stratificatie in cultuurparticipatie, en hoe men daarop gereageerd heeft. Hoog en laag opgeleid hebben inderdaad hun eigen culturele “zones”. En ja, de gevestigde culturele activiteiten en cultuureducatie bevinden zich in een niche aan de bovenkant. Met name ouders en kinderen uit de hoger opgeleide gezinnen profiteren en genieten hiervan. Ik wilde u net een hart onder de riem steken met uiteen te zetten dat dat al heel lang zo is. Al generaties lang is er een duidelijke sociale kloof in cultuurparticipatie. Maar het is niet zo dat dit identiek is aan “beter” versus “minderwaardig”. Dat ligt veel genuanceerder, en ik had u op basis van ons sociologisch onderzoek daar graag wat ondersteuning voor willen bieden. Echter, dit enthousiasme bekoelde toen ik las dat u sociologisch onderzoek altijd al hebt gewantrouwd. Dat is erg jammer, vooral voor uw organisatie en alle mensen in uw vakgebied. Het zijn namelijk ook de sociologen die zorgen voor de “evidence based” uitspraken die hard nodig zijn voor de toekomstige financiering van het cultuurbeleid. Sociologen laten ondermeer zien dat cultuurparticipatie bijdraagt aan betere schoolprestaties, meer cohesie en welzijn. En dat lijkt mij toch bijzonder relevant. Ik ben het helemaal met u eens dat “kunst meer is dan alleen maar nuttig, en dat het het leven optilt”.  Maar om bij uitstek die wetenschappelijke discipline openlijk te wantrouwen die veel betekent heeft en dat nog kan doen voor het voortbestaan en een betere aansluiting van het Nederlandse cultuurbeleid, -onderwijs en –participatie bij de huidige samenleving lijkt mij niet handig.

Vriendelijke groet,

2 opmerkingen:

  1. Geachte mevrouw Notten,

    Dank voor uw reactie op mijn openingstoespraak voor de LKCA-Onderzoeksconferentie van 23 november. U verwijt mij dat ik zou hebben gezegd dat ik sociologisch onderzoek wantrouw. Daarin citeert u mij verkeerd. Ik heb mij gekeerd tegen sociologisch onderzoek dat generieke uitspraken meent te kunnen doen over causale relaties binnen een complexe sociale context. Dus het soort onderzoek dat moet aantonen dat als gevolg van een “culturele interventie” meetbare sociale effecten kunnen worden bereikt. Daar ben ik sceptisch over, omdat je het effect van andere krachten niet kunt isoleren. Je kunt een community art project immers niet uitrollen in een laboratorium.
    Bovendien kan je doorgaans geen ondubbelzinnige uitspraken doen over het werkend elixer, waardoor je niet weet of een interventie een volgende keer weer werkt. Dat laatste wreekt zich als we menen op basis van dit soort onderzoek evidence based beleid te kunnen maken. Deze problematische kant van sociologisch veldonderzoek is natuurlijk niet specifiek voor de kunstsector, maar heeft voor die sector wel negatieve gevolgen als evidence based uitspraken gebruikt worden om overheidssteun voor cultuur te legitimeren. Dan gaat het immers fout als de heilzame sociale effecten niet ondubbelzinnig kunnen worden aangetoond, en dat is maar al te vaak het geval.
    Ik heb mij gekeerd tegen de jacht op evidence die momenteel gaande is als primaire focus van beleid, waardoor cultuur gereduceerd wordt tot een instrument voor het bereiken van maatschappelijke doelen. Die race tast overigens ook de geloofwaardigheid van sociologisch onderzoek aan. Ik ben het dan ook niet eens met uw stelling dat sociologisch onderzoek er voor moet zorgen dat de financiering van cultuurbeleid wordt veiliggesteld. Als legitimering van een maatschappelijk belang het doel wordt van wetenschappelijk onderzoek, kunnen we wel inpakken.
    U stelt dat sociologen laten zien dat cultuurparticipatie bedraagt aan betere schoolprestaties etc. Ik betwijfel of dat zo is. Ik refereer in dit verband slechts aan het OESO onderzoek uit 2013 naar een groot aantal onderzoeksresultaten wereldwijd. De conclusie was dat er van de claims op betere onderwijsprestaties vrijwel niets heel bleef.
    Ik ben een groot voorstander van sociologisch onderzoek, maar dan vooral van het onderzoek naar de feiten en de data die mogelijk relevant zijn. Daarop kan een zinvol sociologisch discours worden gebaseerd, mits we onder ogen zien dat “wetenschappelijke” uitspraken stoelen op beperkte gegevens en fragiele veronderstellingen ten aanzien van causaliteit.
    De cultuursector heeft er baat bij dat we los komen van een evidence based policy, want de mythe dat je met cultuur meetbare maatschappelijke resultaten boekt houden we niet lang meer vol.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Geachte heer Ocker van Munster,
      Hartelijk dank voor uw reactie en toelichting. Naar mijn mening citeer ik u niet verkeerd, maar u heeft een ander beeld van sociologisch wetenschappelijk onderzoek dan ik. Zo bevinden sociologen zich beroepsmatig niet in een laboratorium. Sociologen onderzoeken juist bepaalde relaties, zoals die tussen cultuurparticipatie en onderwijssucces, in wisselwerking met de daarbij behorende sociale contexten.
      Ook is mijn stelling niet dat sociologisch wetenschappelijk onderzoek er voor moet zorgen dat de financiering van cultuurbeleid wordt veilig gesteld. Dat behoort niet tot het takenpakket van de wetenschapper, al dan niet socioloog. Mijn punt is dat ik het culturele veld een warm hart toedraag en dat sociologisch onderzoek bij uitstek laat zien dat cultuurparticipatie van maatschappelijke waarde is. Er is een rijke traditie aan sociologisch wetenschappelijk onderzoek naar cultuurparticipatie en -socialisatie waarvan u gebruik kunt maken, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van nieuw beleid of het “veilig stellen van financiering”. Dat laatste is niet het doel van wetenschappelijk onderzoek, maar lijkt mij een prettige bijkomstigheid voor u en de doelgroep van uw organisatie.
      U stelt in uw reactie: “wetenschappelijke” uitspraken stoelen op beperkte gegevens en fragiele veronderstellingen ten aanzien van causaliteit. Ik hoop dat ik de strekking van deze uitspraak niet begrijp. Maar ik nodig u hierbij van harte uit om mij dit in een persoonlijk gesprek toe te lichten.

      Met vriendelijke groet,
      Natascha Notten

      Verwijderen